Hoewel de FIA sinds de Grand Prix van China het mini-DRS-systeem aan banden heeft geprobeerd te leggen, legt Nikolas Tombazis uit dat hij nog altijd bang is dat het foefje aanwezig is. De ruimte tussen de vleugelelementen mocht in China nog maximaal 0,75 mm zijn, in Japan wijst de FIA naar de harde grens van 0,5 mm.
Door de gleuven in de achtervleugel wordt er een soort mini-DRS-systeem gecreëerd, wat vorig jaar tijdens de wedstrijd in Bakoe bij McLaren opviel. Sindsdien is de FIA ermee aan de slag gegaan, maar het onderdeel wordt gemeten tijdens een statische test en dat is nooit helemaal hetzelfde als op het circuit. De aanscherping komt omdat teams klachten hadden, maar de FIA twijfelde of het een ingreep in China of Japan moest uitvoeren.
Tussentijdse ingreep met technische richtlijn
“We hebben inderdaad nog wel even getwijfeld of het China of Japan moest zijn, maar het circuit in China heeft behoorlijk lange rechte stukken. Als we het niet voor China hadden gedaan, dan was het dat hele weekend nergens anders over gegaan dan over de achtervleugels…”, opent Tombazis bij Motorsport.com. De FIA zag dus de tussentijdse ingreep als het middel om de discussie rondom het mini-DRS-systeem de grond in de drukken.
Aanscherping is waarschijnlijk geen definitieve oplossing
Op de vraag of de FIA denkt dat de maatregel afdoende is, is Tombazis ook helder. “Of we daar vertrouwen in hebben? Nou, vertrouwen is een groot woord. Ik hoop dat we ditmaal genoeg hebben gedaan, maar ik zou het woord vertrouwen niet willen gebruiken. Het is behoorlijk complex en daardoor blijven we de camera's gebruiken. We zagen trouwens wel een duidelijke correlatie tussen de uitslagen van onze FIA-tests en wat we op basis van de camera's zagen” Tombazis stelt daarnaast dat als de FIA alsnog ongeregeldheden ziet, dat het dan de duimschroeven verder kan aandraaien.