close global

Welcome to GPFans

CHOOSE YOUR COUNTRY

  • NL
  • GB
  • ES-MX
  • US
  • NL
Van een mengelmoes aan races tot wereldkampioenschap: het ontstaan van F1 | GPFans Specials

Van een mengelmoes aan races tot wereldkampioenschap: het ontstaan van F1 | GPFans Specials

Van een mengelmoes aan races tot wereldkampioenschap: het ontstaan van F1 | GPFans Specials

Van een mengelmoes aan races tot wereldkampioenschap: het ontstaan van F1 | GPFans Specials

Max Verstappen gaat momenteel aan de leiding van het wereldkampioenschap in het 75e seizoen van de Formule 1. Dat zou betekenen dat de F1 is ontstaan in 1950, maar er wordt al sinds 1946 met F1-auto's geracet. Hoe zit dat nou precies? Het ontstaan van de Formule 1, dat gaan we ontdekken in deze GPFans Special.

Niet lang nadat de allereerste auto ter wereld uit de fabriek kwam, werden de eerste races gehouden. De wedstrijden werden aan het eind van de negentiende eeuw georganiseerd door kranten, waarvan de eerste door de Le Vélocipède uit Parijs. Het was een evenement van twee kilometer van de Neuilly-brug tot aan het park Bois de Boulogne. Georges Bouton 'won' met zijn De Dion-Bouton, maar aangezien hij de enige deelnemer was, kan je het niet echt een race noemen natuurlijk. De Paris-Rouen van 1894, georganiseerd door Le Petit Journal, wordt gezien als de eerste echte autorace. Omdat de winnende De Dion-Bouton van Jules-Albert de Dion een stoker nodig had, zoals bij een stoomlocomotief, ging de eerste prijs naar de 3pk-sterke Peugeot van Albert Lemaître.

Gordon Bennett en Vanderbilt

New York Herald-eigenaar James Gordon Bennett junior richtte de Gordon Bennett Cup op in 1900, waarbij landen met elkaar de strijd aangingen. Zo kreeg onder andere Groot-Brittannië het bekende British Racing Green, Frankrijk blauw en Duitsland wit. Omdat de race van 1902 door Selwyn Edge en zijn Britse Napier werd gewonnen, kreeg het Verenigd Koninkrijk de eer om de race van 1903 te organiseren. Vanwege meerdere dodelijke ongelukken en het vroegtijdig einde van de Parijs-Madrid, werden de Ierse wegen in Athy gesloten met hulp van 7000 politieagenten. En zo ontstond de eerste wedstrijd op een daadwerkelijk circuit zonder verkeer op de weg. De autosport in de Verenigde Staten begon in 1904 met de door William Kissam Vanderbilt II opgerichte Vanderbilt Cup in New York. In die tijd was het doel van races om fabrikanten tot het uiterste te pushen om auto's zo snel mogelijk te verbeteren, niet alleen qua snelheid, maar ook qua veiligheid.

Leon Théry, de winnaar van de Gordon Bennett Cup in 1904

Eerste Grand Prix

De racerij werd steeds serieuzer genomen en begon al gauw uit te groeien tot een globale sport. De Automobile Club of France (ACF) mocht in 1906 de Gordon Bennett Cup organiseren, dankzij de zege van Léon Théry in zijn Richard-Brasier het jaar daarvoor, maar ze waren het niet eens met het feit dat er maar drie auto's per land mocht worden ingezet, aangezien Frankrijk veel meer constructeurs en coureurs had in vergelijking met andere landen. De ACF richtte daarom de allereerste Grand Prix op met een veel grotere beloning voor de winnaar. Die zou 100.000 Franse franc krijgen, wat nu ongeveer een half miljoen euro zou zijn - letterlijk een 'grote prijs' dus. Ferenc Szisz won met zijn Renault na 12 ronden in de buurt van Le Mans, goed voor 1238 kilometer. De Hongaar deed er 12 uur en 14 minuten over. 1906 wordt gezien als het eerste Grand Prix-seizoen met de allereerste Targa Florio naast de Grote Prijs van Frankrijk als de twee belangrijkste races.

Ferenc Szisz won de Franse Grand Prix van 1906, maar het jaar erop moest hij zijn meerdere erkennen in Felice Nazzaro

AIACR en AAA

Vroeger bestonden de technische reglementen uit niets meer dan een minimumgewicht en een limiet op de motorinhoud. De Association Internationale des Automobile Clubs Reconnus (AIACR), de voorloper van de FIA, stelde voor 1920 voor dat auto's tenminste 800kg moesten wegen en de motorinhoud niet groter mocht zijn dan 3 liter. De AAA, als het ware de Amerikaanse ANWB die over de reglementen van onder andere de Indianapolis 500 ging, nam deze regels over en zo ontstond er voor het eerst een samenwerking tussen twee grote autosportbonden. De AIACR ging in 1922 echter over op auto's van minimaal 650kg met een motor van maximaal 2 liter, terwijl de AAA de technische reglementen niet veranderde. Waar het voor de Eerste Wereldoorlog vooral ging om het pushen van innovatie, stond vanaf de jaren 20 het racen zelf centraal.

Giulio Masetti zegevierde in de Targa Florio van 1921

Eerste kampioenschappen

De AIACR richtte in 1925 het allereerste wereldkampioenschap in de autosport op: het World Manufacturers' Championship, bestaande uit de Indianapolis 500 en Grands Prix in België op Spa-Francorchamps, in Frankrijk op Linas-Montlhéry, in Italië op Monza, in Groot-Brittannië op Brooklands, en in Spanje op Lasarte. Alfa Romeo, Bugatti en Delage sleepten de titels binnen tot en met 1927, voordat de AIACR genoodzaakt was races van het wereldkampioenschap te cancelen vanwege de financiële crisis en de opkomende populariteit van sportscar- en toerwagenraces.

Na een aantal seizoenen met opnieuw allerlei Grands Prix zonder enige puntenstand, introduceerde de AIACR voor 1931 het Europees kampioenschap voor coureurs. Ook de technische innovatie begon weer op gang te komen, omdat er eigenlijk geen reglementen waren, en dus zagen we de gloednieuwe 8C 2300 van Alfa Romeo, de Type 51 van Bugatti en de Tipo 26M van Maserati. De winnaar van een Grand Épreuve - de benaming voor een belangrijke Grand Prix die meetelde voor het Europese kampioenschap - kreeg één punt, degene die tweede finishte twee punten, enzovoort, dus degene met de minste punten werd uitgeroepen tot kampioen. Alfa Corse-teamgenoten Ferdinando Minoia en Giuseppe Campari scoorden op Monza, Linas-Montlhéry en Spa-Francorchamps even weinig punten, maar omdat Minoia in totaal meer kilometers had afgelegd in de races die ieder tien uur duurden, werd hij kampioen. Tazio Nuvolari verdiende de titel van 1932.

Nuvolari won de vierde editie van de Monaco Grand Prix in 1932

Duitse grootmachten

De AIACR zette voor twee jaar een stop op het Europees kampioenschap, terwijl het zich voorbereidde op nieuwe technische reglementen. De autosportbond kwam voor 1935 met een maximumgewicht van 750kg om constructeurs te dwingen met lichtere, en dus minder krachtige, motoren te komen, aangezien de snelheden gevaarlijk hoog lagen. De innovatie die werd gedaan op het gebied van metaalkunde en lichtgewicht materialen, werd echter onderschat. Vooral de Duitsers hadden de nieuwe reglementen gauw onder de knie. Mercedes-Benz-coureurs werden eerste, tweede en derde in de eindstand met de in Pruisen geboren Rudolf Caracciola als kampioen voor Luigi Fagioli en Manfred Von Brauchitsch.

Caracciola kwam op Linas-Montlhéry, dat deels een steile banking had, als eerste aan de finish

Investeringen in Mercedes-Benz

Bernd Rosemeyer was in 1936 dominant in de Auto Union (tegenwoordig Audi) voor ploegmaat Hans Stuck, voordat Mercedes-Benz de onverslaanbare W125-bolide introduceerde. De 5.6-liter 8-cilinder krachtbron met een supercharger produceerde maar liefst 650pk, terwijl personenauto's in die tijd vaak ongeveer 30pk hadden. Mercedes-Benz had hier het budget voor, omdat de Nazi-partij ontzettend veel geld in het merk pompte. Ze werden eerste tot en met vierde in de eindstand van 1937 met Caracciola als kampioen voor Von Brauchitsch, Hermann Lang en Christian Kautz.

De AIACR poogde weer de snelheid naar beneden te halen en legde een verbod op het gebruik van superchargers en er kwam een limiet op de motorinhoud. Mercedes-Benz ontwikkelde vervolgens voor 1938 de W154-bolide met een 3-liter V12. Caracciola verdiende zijn derde en laatste Europese titel voor Von Brauchitsch, Lang en een vierde Mercedes-Benz-coureur, de Brit Richard Seaman.

In 1939 was Hermann Paul Müller de beste volgens het puntensysteem van de AIACR, nadat de Auto Union-coureur zijn voordeel kon halen uit de uitvalbeurten van Caracciola en Lang, maar omdat de laatstgenoemde de twee races had gewonnen die hij wel uitreed, en alleen was uitgevallen vanwege mechanische pech, riep Nazi-Duitsland hun Mercedes-Benz-ster uit tot kampioen. De recordboeken laten echter niemand als kampioen zien. De AIACR riep namelijk niemand tot winnaar van de Europese titel uit, vanwege de Tweede Wereldoorlog die aan het eind van dat jaar uitbrak.

Müller op weg naar de enige zege uit zijn carrière op het Franse circuit van Reims-Gueux

Tweede Wereldoorlog

De autosport kwam volledig stil te liggen door de Tweede Wereldoorlog. In 1940 gingen in Europese landen alleen nog de Grand Prix van Tripoli in Libië, wat toen nog een kolonie van Italië was, en de Targa Florio door. Er werd tot september 1941 geracet in de Verenigde Staten met onder andere de Indianapolis 500. Er bleven vervolgens tot juli 1942 alleen nog kleine startvelden over in Zuid-Amerika met Grands Prix in onder andere Buenos Aires, Rio de Janeiro en Uruguay. Vanwege de veiligheid, en omdat coureurs moesten meevechten in het leger of als spionnen voor geheime diensten aan de slag gingen, en omdat de autofabrikanten hun materiaal moesten opgeven voor de productie van wapens, was het organiseren van races het laatste aan waar gedacht kon worden.

Om de vrijheid te vieren, werden een week na het einde van de Tweede Wereldoorlog in september 1945 de Coupe Robert Benoist, ter ere van de geëxecuteerde Franse spion, de Coupe de la Liberation, en de Coupe des Prisonniers gehouden in het Bois de Boulogne-park in Parijs, de eerste autosportevenementen sinds de val van Nazi-Duitsland.

De start van een Grand Prix in het Libische Tripoli

Formule A begint in Turijn

De Grand Prix-racerij werd in 1946 weer hervat. Omdat benzine zo vlak na de oorlog nauwelijks beschikbaar was voor de bevolking, waardoor men dus niet kon reizen, werden de races op kortere baantjes in de steden gehouden. De teams en coureurs haalden hun oude racewagens van het Europees kampioenschap uit de schuren en garages, en de startvelden werden aangevuld door kleinere voiturettes. Van de twintig Grands Prix werden drie als Grandes Épreuves gezien: de René le Bègue Cup in Saint-Cloud, de Grand Prix des Nations in Genève en de Gran Premio del Valentino in Turijn. De laatstgenoemde zou misschien wel de belangrijkste race van allemaal zijn.

De startgrid van de Grand Prix van Turijn in 1946

De Fédération Internationale de l'Automobile (FIA) werd opgericht en het zette de Commission Sportive Internationale (CSI) op. Deze commissie was verantwoordelijk voor het samenstellen van de Formule A-reglementen van 1947. In maart 1946 werd vastgelegd dat auto's voor het volgende seizoen een motorinhoud mochten hebben van 1.5 liter met supercharger of 4.5 liter zonder enige vorm van compressie. De nieuwe reglementen werden op 1 september 1946 in Turijn alvast uitgeprobeerd en zo werd de race ook gepromoot. Van de 27 gearriveerde deelnemers voldeden maar liefst 26 aan de reglementen. Giuseppe Farina was het snelst in de kwalificatie, maar viel in de openingsronde al uit vanwege een kapot differentieel. Achille Varzi reed in de andere Alfa Romeo 158 naar de overwinning in het Parco del Valentino.

Alfa Romeo-ploegmaten Jean-Pierre Wimille en Achille Varzi, vechtend om de overwinning in Turijn

Auto Union en Mercedes-Benz waren nergens te bekennen evenals hun coureurs. Duitse deelnemers waren namelijk verbannen uit de autosport tot 1950.

Racen op ijs

1947 was het eerste échte seizoen van de Formule A. De Grands Prix van Zwitserland op Bremgarten, van België op Spa-Francorchamps, van Italië op Fiera Campionaria in Milaan, en van Frankrijk door de straten van Lyon-Parilly werden gezien als de Grandes Épreuves.

De eerste wedstrijd van het jaar met de Formule A-reglementen was echter de Sveriges Vinter Grand Prix op 9 februari, maar omdat deze op ijs werd verreden in het koude Zweden nabij Borlänge, en omdat alleen drie ERA's meededen, nadat het schip waarop de meeste deelnemende auto's stonden niet op tijd was gearriveerd, wordt deze vaak niet meegeteld. De Grand Prix van Pau op 4 april was de eerste 'echte' race van de Formule A in 1947 en werd gewonnen door de Maserati 4CL van Nello Pagani.

In 1948 bestond het Grandes Épreuves-gedeelte van het Grand Prix-seizoen uit Monaco, Bremgarten, Reims en Turijn, en in 1949 uit Silverstone, Spa-Francorchamps, Bremgarten, Reims en Monza. Naast Alfa Romeo en Maserati begonnen ook Talbot-Lago en het toen nog gloednieuwe team van Ferrari competitief te worden.

De Ferrari van Luigi Villoresi aan de leiding van de Grand Prix van Nederland op Zandvoort in 1949

Formule A omgedoopt tot Formule 1

De Fédération Internationale de Motocyclisme (FIM) introduceerde in 1949 het wereldkampioenschap voor motoren. De MotoGP stond toen bekend als het Road Racing World Championship Grand Prix. De FIA besloot te reageren door hetzelfde te doen voor auto's en creëerde voor 1950 het World Championship of Drivers.

De Formule A werd omgedoopt tot de Formule 1. De kleinere voiturettes reden onder de Formule B-reglementen en dat werd de Formule 2. De FIA kwam in 1950 ook met de Formule 3 voor wagens met een motorinhoud van slechts een halve liter. Het World Championship of Drivers werd grotendeels verreden onder Formule 1-reglementen, die overigens sinds eind 1946 onveranderd waren gebleven. De Grandes Épreuves werden de races die zouden meetellen voor het wereldkampioenschap en naast de vijf belangrijke Grands Prix van het jaar ervoor werd in 1950 Monaco nog toegevoegd. Maar ook de Indianapolis 500 van de AAA ging meetellen voor de Formule 1-puntenstand, ook al reed de voorloper van de IndyCar met compleet andere wagens, teams en coureurs. En zo had de kalender van 1950 met zeven races vorm gekregen.

Giuseppe Farina zegevierde in de eerste race van het wereldkampioenschap op Silverstone en pakte de titel in 1950

Hoeveel F1-races zijn er nu eigenlijk geweest?

De Grand Prix van China van 2019 werd uitgeroepen tot de 1000e Formule 1-race ooit en dat betekent dat de teller inmiddels - sinds de afgelopen Grand Prix van Singapore van 2024 - op 1119 races staat. Maar hoeveel F1-races er daadwerkelijk zijn geweest, daar zal altijd over gediscussieerd worden.

Van de huidige 1119 races wordt de Indianapolis 500 namelijk wél meegeteld. De Amerikaanse klassieker maakte van 1950 tot en met 1960 uit van het wereldkampioenschap voor coureurs, maar het waren geen Formule 1-Grands Prix. Races die onder F1-reglementen werden verreden, maar niet meetelden voor het wereldkampioenschap - iets wat vanaf de oprichting van de Formule 1 tot en met de begin jaren 80 een heel normaal concept was - worden níet bij de huidige 1119 races gerekend. De F1-races vóór 1950 worden net zo goed niet meegeteld.

Lewis Hamilton won race nummer 1000, de Grand Prix van China in 2019

Naast het Formule 1-wereldkampioenschap waren er ook nog het Zuid-Afrikaanse Formule 1-kampioenscshap van 1960 tot en met 1975 en het Britse Formule 1-kampioenschap van 1978 tot en met 1982, maar deze tellen eveneens niet mee voor de huidige teller van 1119 Formule 1-races.

Uiteindelijk zullen we er nooit uitkomen hoeveel Formule 1-wedstrijden er daadwerkelijk zijn gehouden en wat de eerste Formule 1-race überhaupt was: de Grand Prix van Turijn in 1946, de Zweedse Winter Grand Prix in 1947, de Grand Prix van Pau datzelfde jaar, of de Britse Grand Prix op Silverstone in 1950, de seizoensopener van het allereerste wereldkampioenschap voor coureurs.

Dat het een enorm knappe prestatie van alle betrokkenen ooit in de autosport is geweest om van een ongeorganiseerde mengelmoes aan Grands Prix en minder belangrijke races te gaan naar een spectaculair wereldkampioenschap dat altijd en overal te zien is door honderden miljoenen mensen, is iets waar we wel zeker over kunnen zijn.

Gerelateerd

Max Verstappen Formule 1 GPFans Special
Dit is de iconische carrière van Daniel Ricciardo
Longread ✍️

Dit is de iconische carrière van Daniel Ricciardo

  • 10 oktober 2024 18:10
  • 1
Bleekemolen ziet 'kleuterklas' in Formule 1:
FIA-rel

Bleekemolen ziet 'kleuterklas' in Formule 1: "Censuur is een naar iets"

  • 9 oktober 2024 16:14
Ontdek het op Google Play