Renault maakte het deze maandag officieel: ze gaan na 2025 stoppen met de Formule 1. Alpine, het zusterbedrijf van Renault en het enige team dat nog racet met de krachtbron van de Franse grootmacht, zal vanaf 2026 power units moeten kopen van een andere leverancier. Maar waarom trekt Renault de stekker eruit?
Je zou het niet zeggen met waar de renstal van Alpine momenteel staat, maar geen enkele motorleverancier heeft sinds de jaren 90 meer wereldkampioenschappen gewonnen dan Renault. Er werd al maanden over gespeculeerd en vandaag werd aangekondigd dat de Renault-krachtbron vanaf 2026 verleden tijd zal zijn in de Formule 1. Het komt ten ongenoegen van de harde werkers in de fabriek in Viry-Châtillon. De Fransen organiseerden stakingen en hebben zich in grote getalen ziekgemeld, naar verluidt uit wraak voor de plannen van Renault-CEO Luca De Meo om het motorproject stil te leggen. Volgens een statement van Alpine zal iedere werknemer een nieuwe positie krijgen binnen Alpine Hypertech na een herstructurering van het bedrijf.
De Renault-power unit is al jaren de zwakste motor op de grid van de koningsklasse en tegenwoordig is Alpine dan ook het enige team dat nog uitkomt met deze krachtbron. De voornaamste reden dat de stekker eruit wordt getrokken is geld. Het kost een motorleverancier zo'n 110 miljoen euro om een power unit voor de Formule 1 te ontwikkelen, zo kon Renault-personeel afgelopen augustus onthullen in een brief, terwijl het kopen van een power unit ongeveer 15 miljoen euro kost. Naar verluidt gaat Alpine vanaf 2026 de motor, versnellingsbak en achterwielophanging overnemen van Mercedes, maar een samenwerking met de Zilverpijlen is nog niet aangekondigd.
Het motorproject van Renault voor 2026 gaat dus de prullenbak in en dat is zonde. De zogeheten RE26A was al ontwikkeld en werd afgelopen juni gestart en getest. Het leverde belovende resultaten op, niet alleen op het gebied van betrouwbaarheid, maar ook qua elektrisch vermogen. Daarnaast hadden de engineers het voor elkaar gekregen om de power unit 12 procent korter te maken én het zat onder het minimumgewicht, wat Alpine veel meer ruimte had geboden om het chassis aan te pakken, een zwak punt van de Franse bolide.
2025 zal het 44e en voorlopig laatste seizoen van Renault zijn in de Formule 1. Het Franse merk maakte haar intrede als fabrieksteam in 1977 met de revolutionaire EF1 V6-turbomotor. Twee jaar later werd de Renault RS10 in de handen van Jean-Pierre Jabouille de eerste F1-wagen met een turbomotor om een Grand Prix te winnen en toevallig gebeurde het op Dijon-Prenois, de thuisrace van Renault. Ze kwamen als fabrieksteam en met klantenteam Lotus dichtbij de wereldtitels, maar ze stapten in 1987 en 1988 uit de Formule 1 ter voorbereiding op het tijdperk met de atmosferische motor.
De 3.5-liter V10 van het RS-platform was van 1992 tot en met 1997 onverslaanbaar. Renault won het constructeurskampioenschap vijf keer met Williams en een keer met Benetton. Het bedrijf was deels van de regering, maar trok zich voor 1998 weer terug uit de Formule 1, aangezien het geprivatiseerd werd. De motor bleef nog steeds achterin de Williams en de Benetton, maar onder de naam Mecachrome, waar Renault eerder al mee had samengewerkt.
Renault zou als fabrieksteam een comeback maken in 2002 en won twee wereldkampioenschappen in 2005 en 2006 met Fernando Alonso. Ze waren ook erg succesvol met Red Bull Racing en Sebastian Vettel door bij de coureurs en constructeurs van 2010 tot en met 2013 jaar na jaar te winnen. De laatste zege kwam met Alpine-coureur Esteban Ocon tijdens de Hongaarse Grand Prix van 2021. Van de tot nu toe 741 wedstrijden waarin Renault heeft meegedaan als motorleverancier, hebben ze er 169 gewonnen - bijna een kwart.