De FIA zit een beetje in haar maag met het Drag Reduction Systeem. Zo wil de autosportbond voorkomen dat inhaalacties te kunstmatig worden, tegelijkertijd stelt het hoofd van de eenzitters, Nikolas Tombazis, dat de sport vandaag de dag nog niet zonder het stukje techniek kan.
Vanaf 2011 is het DRS-systeem onderdeel van de koningsklasse. Met het systeem, waarbij de klep van de achtervleugel open wordt geklapt, heeft een Formule 1-auto minder luchtweerstand en kan het dus een hogere topsnelheid behalen. Daarmee moet het voor coureurs makkelijker worden om concurrenten in te halen. Toch is er ook kritiek op het DRS-systeem. Zo zijn er stemmen die aangeven dat het stukje techniek te krachtig is geworden en ook de FIA neemt het systeem voor het nieuwe reglement, grondig onder de loep.
Bij de Spaanse tak van Motorsport.com legt Tombazis uit waar de FIA mee worstelt voor het 2026-reglement. "Er komt iets vergelijkbaars aan de huidige DRS, wat in feite betekent dat een achterliggende auto binnen een bepaalde limiet de mogelijkheid geeft om in een positie te komen om aan te vallen." De Griekse verantwoordelijke bij de FIA wijst naar drie verschillende opties. Zo is er een plan waarbij de vleugels anders reageren op het rechte stuk, wat vergelijkbaar is met het huidige DRS-systeem. Ook is er een optie waarbij de vleugels in de bochten anders zouden reageren en als laatste wordt extra vermogen uit de motoren overwogen.
Inhalen is een kunst
Volgens Tombazis moeten inhaalacties wel iets speciaal blijven. "Wat we niet willen, is dat auto's elkaar gewoon inhalen op het rechte stuk. We willen dat auto's dicht bij elkaar komen bij het rempunt en dat er een gevecht is, waarbij coureurs hun vaardigheden moeten gebruiken." Daarbij moet hij aangeven dat de sport op dit moment nog niet zonder het DRS-systeem kan. "We willen het nooit te makkelijk maken, maar we hebben ook niet het gevoel dat we kunnen zeggen: 'Oh, het is niet meer nodig'."