Sinds het allereerste Formule 1-seizoen van 1950 is het puntensysteem meermaals veranderingen ondergaan. De grootste metamorfose kwam in 2010 en dit systeem wordt nu nog steeds gebruikt. Maar waarom eigenlijk?
Van 1950 tot en met 1959 verdienden slechts de beste vijf coureurs van elke Grand Prix punten. Dit werd gedaan met het systeem 8 - 6 - 4 - 3 - 2. Op de vijfde positie finishen, betekende dus meteen dat je als coureur twee punten pakte. Daarnaast kon nog één bonuspunt worden verdiend voor de snelste rondetijd. Het maakte toen niet uit waar je finishte en of je überhaupt het zwart-witgeblokt zag. Vanaf 1960 kregen ook de coureurs die als zesde over de streep kwamen één punt. Tegelijkertijd scoorde je voor het klokken van de snelste rondetijd niks meer.
Niet alle resultaten telden mee
Vanaf 1961 kreeg de winnaar van elke Grand Prix er één punt bij. Het systeem veranderde dus naar 9 - 6 - 4 - 3 - 2 - 1 voor de top zes. Dit puntensysteem is het langst gebruikt in de Formule 1. Tot en met 1990 bleef het dus voor maar liefst dertig seizoenen onveranderd. Daarnaast deed de FIA weg met een regel waardoor niet elk resultaat meetelde. Het was vroeger namelijk vrij normaal voor coureurs of teams om enkele races aan de andere kant van de wereld te missen, vanwege bijvoorbeeld financiële onstabiliteit, en dus moesten deelnemers die wél elke Grand Prix reden, een bepaald aantal van hun slechtste resultaten wegstrepen. Op die manier verloor Alain Prost het kampioenschap van 1988 aan Ayrton Senna. Prost moest twee uitvalbeurten en twee tweede plaatsen wegstrepen, omdat toen alleen je beste elf van de zestien Grands Prix meetelden. Senna raakte minder punten kwijt, nadat hij een diskwalificatie, een uitvalbeurt, P10, P6 en P4 kon wegstrepen. Senna zakte daarmee van 94 naar 90, terwijl Prost van 105 naar 87 ging.
Vanaf 1991 telde dus wel elk resultaat mee. Daarbij kreeg de winnaar weer een extra punt en dus werd het systeem 10 - 6 - 4 - 3 - 2 - 1 voor de top zes gebruikt. Dit veranderde vanaf 2003 naar 10 - 8 - 6 - 5 - 4 - 3 - 2 - 1 voor de top acht. De FIA kondigde voor het seizoen van 2010 echter een compleet nieuw puntensysteem aan. Sindsdien krijgt de top tien punten en worden er ook veel meer punten uitgedeeld. Het systeem is nu 25 - 18 - 15 - 12 - 10 - 8 - 6 - 4 - 3 - 2 - 1 en daar zijn twee redenen voor. Ten eerste werd het systeem van punten voor de top acht uitgebreid naar de top tien, omdat het startveld groter werd. Hispania Racing Team, Lotus en Virgin maakten hun intrede in de koningsklasse en dus waren er plotseling niet 20 maar 26 Formule 1-bolides. De tweede reden is dat men vond dat het gat qua punten tussen de winnaar en de nummer twee groter moest worden om op die manier meer een 'racen om te winnen'-mentaliteit te creëren. Het percentageverschil in punten ging daarom omhoog van 20 naar 28%. Sinds 2019 kan ook weer een bonuspunt voor de snelste ronde gescoord worden, mits de coureur in de top tien finisht. Dit werd herintroduceerd om de Grands Prix een extra dimensie te geven.