Vandaag de dag mogen coureurs hun eigen startnummer kiezen, maar lang was dat niet het geval. Damon Hill begon in 1993 en 1994 met startnummer 'nul' en deelt in de F1 Nation Podcast het verhaal achter het laagste startnummer ooit.
In tegenstelling tot het huidige tijdperk hadden coureurs voor 2014 geen persoonlijke startnummers. De nummers werden uitgedeeld op basis van het constructeursklassement. Zo mocht de titelverdediger gebruik maken van startnummer 1 en 2. Het systeem werd echter in 1993 op de proef gesteld, want de wereldkampioen van 1992, Nigel Mansell, nam aan het einde van dat seizoen afscheid van de Formule 1.
'Meest nutteloze nummer'
Williams had in 1993 initieel dus startnummer 1 mogen gebruiken en Hill werd aangetrokken als vervanger van Mansell. Toch bleek dat nummer 1 echt gereserveerd was voor de wereldkampioen, die dus aan het einde van 1992 vertrokken was. "Niemand wilde me zijn nummer geven. Ze moesten me het meest nutteloze nummer van allemaal geven, namelijk nul. Nigel Mansell ging weg, er was geen wereldkampioen dus ze konden geen nummer 1 hebben. Het team waar ik voor reed had het kampioenschap gewonnen, dus het moest duidelijk het laagste nummer zijn. Alain Prost kreeg nummer 2 en ik kreeg uiteindelijk 0", aldus Hill.
Wereldkampioen mag tegenwoordig kiezen
Anno 2023 is de keuze voor een startnummer iets soepeler geregeld. Iedere coureur kiest een permanent startnummer en neemt dat nummer hun hele carrière mee. Alleen voor de regerend kampioen geldt dat die een keuze heeft. Max Verstappen is daar een treffend voorbeeld van. De Nederlander kwam de koningsklasse in met startnummer 33, maar mocht als kampioen van 2021 ook de nummer 1 op zijn auto laten noteren. Daar waar Lewis Hamilton tijdens zijn dominantie toch vasthield aan zijn nummer 44, koos de Nederlander voor nummer 1. Startnummers vervallen overigens weer als een coureur twee volledige seizoenen niet heeft deelgenomen aan een Grand Prix.